not down but UP

View Original

Het belang van borstvoeding bij een baby met downsyndroom…

Op 15 oktober was het eerste feestje...niet alleen omdat we ons sterk beertje daadwerkelijk in onze armen konden nemen...maar ook en vooral omdat hij toen al zo’n doorzettingsvermogen had. En dan heb ik het over zijn kracht om ons direct te belonen door een super borstvoedingsbaby te zijn. Iets waarvan ik bij mijn andere 2 kinderen heel intens heb van genoten...je baby zo dicht bij je te hebben...een intensere band is er niet. 

Je kind te zien groeien op door jouw eigen lichaam geproduceerde melk. Gezonde voeding die volledig wordt aangepast aan de behoeften van de baby doorheen hun eerste weken...maanden...ja zelfs jaren. Zo raad de Wereldgezondheidsorganisatie niet alleen aan om kinderen tot de leeftijd van 6 maanden uitsluitend borstvoeding te geven, maar ook om borstvoeding tot de leeftijd van 2 jaar als melkvoeding te blijven geven. 

Moedermelk bevat meer dan 300 bestanddelen, waaronder voedingsstoffen, hormonen en antilichamen. Ze varieert afhankelijk van de leeftijd van de baby en van zijn behoeften. Ook bepaalde aandoeningen doen zich minder vaak voor, zoals ulceratieve colitis, de ziekte van Crohn, diabetes type 1 en type 2. Borstvoeding beschermt eveneens tegen obesitas doordat gewichtstoename tijdens de eerste levensjaren wordt beperkt, en verbetert ook de cognitieve ontwikkeling van het kind en de concentratie op school.

Een recente meta-analyse heeft aangetoond dat voor elke bijkomende maand borstvoeding, de moeder het risico op overgewicht bij haar kind met 4% doet dalen. Allemaal zaken die frequenter bij kinderen en jong volwassenen met downsyndroom kunnen voorkomen en/of ontwikkelen. 

Vandaar dus mijn extra motivatie om zo lang mogelijk borstvoeding te kunnen geven, want naast het feit dat moedermelk licht verteerbaar is en het alle benodigde voedingsstoffen bevat voor de eerste 6 levensmaanden met een bijkomende stimulerende invloed op ademhaling en hartslag en ook nog eens mogelijke overgevoeligheidsreacties uitstelt of afzwakt, zijn er nog een hele hoop extra voordelen voor kinderen met downsyndroom. 

Moedermelk bevat afweerstoffen tegen infecties zoals keel-neus-oorinfecties die veel bij kinderen met downsyndroom voorkomen en het zou een beschermende werking hebben tegen auto-immuunziekten die ook vaker voorkomen bij deze kinderen. Deze gunstige effecten zijn het sterkst wanneer op zijn minst 6 maanden borstvoeding gegeven wordt. Verder bevordert de moedermelk nog de ontwikkeling van de hersenen. Of dat echter de mogelijk afwijkende hersenontwikkeling als gevolg van het extra chromosoom 21 vermindert, is niet bewezen.

Het zuigen aan de borst heeft een gunstig effect op de ontwikkeling van de mondmotoriek, meer dan het zuigen aan een speen denkt men. Door een slappe spierspanning bij veel kinderen met downsyndroom is er een slechte mondmotoriek en training hiervan kan een basis zijn voor goede articulatie, maar ook om open mondgedrag tegen te gaan. Waardoor de kans op uitdroging van de luchtwegslijmvliezen met grotere kans op infecties weer tegengegaan wordt.

Ook nu in tijden van corona hoor ik van iedere behandelende arts om zo lang mogelijk borstvoeding te blijven geven, zelfs al mocht ik zelf getroffen worden door deze nieuwe ziekte, omdat ik bij ziekte antistoffen aanmaak en ze via de melk dan doorgeef aan mijn baby waardoor hij dan weer zijn weerstand ertegen opbouwt.

Kortom voor ons meer dan genoeg redenen om zo lang mogelijk door te blijven gaan en daar neem ik de soms kortere nachten graag bij...dus neen ik stop nog lang niet met het geven van borstvoeding...want alleen het beste is goed genoeg voor Orsiano en ik wil zeker alles hebben gedaan, binnen mijn mogelijkheden, om hem zo ver mogelijk te krijgen in het leven...want hij is een meerwaarde in de maatschappij en verdient het om te leven...met zijn extra liefdeschromosoom. 

Voor veel DS mama’s is het wel niet vanzelfsprekend om borstvoeding te geven want hun baby’s zijn soms heel rustig en laten zich vaak niet horen. Je moet ze wakker maken voor de voeding en dan blijven zij slaperig. Dus men moet ze extra prikkelen om wakker genoeg te zijn om te gaan drinken. Dan komt er bij dat zij minder effectief drinken en eerder moe zijn door de lage spierspanning, zwakke zuigreflex en kleinere mond. Door de houding van moeder en kind aan te passen en het stimuleren van een goed gebruik van mond en tong kunnen deze problemen bestreden worden. Als het aanvankelijk niet goed wil lukken kan men wat korter en vaker voeding geven of afgekolfde moedermelk per cup, lepel of spuitje geven, terwijl men natuurlijk wel moet blijven oefenen. Een positieve aanmoedigende sfeer scheppen zonder dwang is belangrijk.

Ongeveer de helft van de kinderen met downsyndroom kan een aangeboren hartafwijking hebben. De kinderarts moet het kind hierop nauwkeurig nakijken waarbij een hart echo in de eerste levensmaand niet mag ontbreken. Deze kinderen kunnen een mindere conditie hebben, waardoor zij ook weer eerder vermoeid raken en kortademig worden of al zijn. Zij zijn vaak suffig, bleek, zweterig bij inspanning (dus ook bij drinken) en kunnen bij inspanning een blauwige kleur krijgen. Zij hebben moeite met het goed opbouwen van het ritme van zuigen-slikken-ademhalen. Zij moeten dan vaak stoppen met drinken om bij te ademen. Als er dan toch voeding uit de tepel of speen in de mond komt bestaat het gevaar van verslikken en als dat zich een paar maal herhaalt bestaat weer het gevaar voor een negatieve conditionering: “voeden is verslikken en het benauwd krijgen”. En het kind gaat voeding weigeren. Dit moet men natuurlijk voorkomen door tegen te gaan dat er voeding in de mond komt bij het “bijademen”. Men kan de voeding (gedeeltelijk) per lepeltje geven of ingedikte voeding per fles geven of een fles met een ventiel gebruiken.

Veel spugen kan ook een probleem zijn. Als dit vanaf de geboorte en na iedere voeding voorkomt moet er gedacht worden aan een aangeboren afsluiting van de slokdarm of dunne darm. Snel onderzoek door de kinderarts is dan gewenst.

Als dat niet het geval is dan kan zoveel mogelijk rechtop voeden, regelmatig laten boeren, vaker kleinere beetjes geven en ingedikte voeding helpen.

Obstipatie komt ook veel voor. Bij ernstige obstipatie moet gedacht worden aan de ziekte van Hirschsprung of een aangeboren afsluiting in het laatste deel van de darm. Ook door de spierslapte kan er obstipatie ontstaan. Een buik vol ontlasting kan weer spugen en slecht drinken veroorzaken. Er moet gezorgd worden voor voldoende of extra vocht. Vaak moet er een laxeermiddel gegeven worden.

Het is een kunst om bij al deze mogelijke problemen, die gelukkig niet bij iedereen en lang niet allemaal tegelijk voorkomen, de moed er in te houden en in het geven van borstvoeding te blijven geloven. Zelfs na een moeilijke start met infusen en sondevoeding kan de borstvoeding nog heel goed op gang komen.

Als het echt niet gaat en de pogingen een kwelling worden moet men echter de wijsheid kunnen opbrengen te stoppen. De voeding moet voor moeder en kind een plezierig moment blijven en dat is het voor ons nog zeker!!! 

Bronnen: Health Belguim en Downsyndroom Vlaanderen